Marnix Speybroeck
GOD VOOR DUMMIES
hoofdstuk X – Drinken met God
Tiende Statie: Jezus wordt ontdaan van zijn kleren en krijgt gal en azijn te drinken
attributen: een spons en een fles azijn
Als ge God voor ‘t eerst in ‘t echt ontmoet,
’t is goed dat ge dat weet, dan is het toch
wel even wennen, Hij kleedt u met zijn ogen
uit en scant uw ingewanden, geen vezel
vlees ontsnapt; Hij vindt het allemaal, ja zelfs
de splinter ijs die in uw hart niet smelten wil,
voor Hem blijft niks verborgen, geen aambei,
aderspat of holle kies, en andersom laat Hij
zichzelf slechts moeizaam kennen: Hij blijft
een muur van hard en helder glas, een boek
dat ongeopend men met gesloten ogen leest,
ja, God de Vader, de Zoon en zelfs de Geest.
Ik kom Hem wel eens tegen in zo een bruin café,
met twee van zijn vriendinnen, modieus gekapt
en uit het juiste ebbenhout gesneden; alweer
wordt hier bewezen: God is een Drievuldigheid,
en bovendien draagt Hij een duur montuur, het mag
je niet verbazen, met van die driehoekige glazen:
“God ziet u, hier vloekt men niet …”
Wat doet een God in ’t diepst van zijn gedachten,
zowat alle nachten, in zo een bruin café?
Zoekt Hij vertier in Belgisch bier (want God kan
echt veel hebben als Hij geen Duvel drinkt)?
Wie wil Hij daar ontmoeten, eenvoudigen van geest,
Madame Soleil, die Gods gedachten leest,
gewoontedrinkers van wie de dorst onlesbaar is,
mannen, vrouwen wier adem ruikt naar kattenpis?
Nee, liever lotgenoten, dichters op de dool,
poëten die wel weten hoe hoog de hemel is,
hoe diep verdriet niet op te vullen valt.
…
hoofdstuk X – Drinken met God
Tiende Statie: Jezus wordt ontdaan van zijn kleren en krijgt gal en azijn te drinken
attributen: een spons en een fles azijn
Als ge God voor ‘t eerst in ‘t echt ontmoet,
’t is goed dat ge dat weet, dan is het toch
wel even wennen, Hij kleedt u met zijn ogen
uit en scant uw ingewanden, geen vezel
vlees ontsnapt; Hij vindt het allemaal, ja zelfs
de splinter ijs die in uw hart niet smelten wil,
voor Hem blijft niks verborgen, geen aambei,
aderspat of holle kies, en andersom laat Hij
zichzelf slechts moeizaam kennen: Hij blijft
een muur van hard en helder glas, een boek
dat ongeopend men met gesloten ogen leest,
ja, God de Vader, de Zoon en zelfs de Geest.
Ik kom Hem wel eens tegen in zo een bruin café,
met twee van zijn vriendinnen, modieus gekapt
en uit het juiste ebbenhout gesneden; alweer
wordt hier bewezen: God is een Drievuldigheid,
en bovendien draagt Hij een duur montuur, het mag
je niet verbazen, met van die driehoekige glazen:
“God ziet u, hier vloekt men niet …”
Wat doet een God in ’t diepst van zijn gedachten,
zowat alle nachten, in zo een bruin café?
Zoekt Hij vertier in Belgisch bier (want God kan
echt veel hebben als Hij geen Duvel drinkt)?
Wie wil Hij daar ontmoeten, eenvoudigen van geest,
Madame Soleil, die Gods gedachten leest,
gewoontedrinkers van wie de dorst onlesbaar is,
mannen, vrouwen wier adem ruikt naar kattenpis?
Nee, liever lotgenoten, dichters op de dool,
poëten die wel weten hoe hoog de hemel is,
hoe diep verdriet niet op te vullen valt.
…